
Hoewel wij een voorkeur hebben voor een bepaald centrum, zijn alle centra natuurlijk actief in grotere of mindere mate. In principe geldt het volgende: hoe dichter bij de energiebron (de punten 3, 6 en 9), hoe meer dat centrum gebruikt wordt door een enneatype. Hoe verder weg, hoe minder zicht op en verbinding met de energie van dat centrum.
Als wij bijvoorbeeld type 8 nemen, dan heeft deze type een voorkeur voor het fysieke centrum (F, bevindt zich naast punt 9). De 8 is dus geïdentificeerd met ‘doen’. De emotionele bron (E, punt 3) is het verste weg, dus in deze type wordt het emotionele centrum (emoties) onderdrukt. De mentale bron (M, punt 6) zit er tussenin, en daardoor staat in type 8 het mentale centrum in (ego)dienst van het fysieke centrum. Of anders gezegd, de functie van het fysieke centrum raakt verstrengeld met het mentale centrum. Dan gaan 8:en bijvoorbeeld strategieën bedenken om fysieke / instinctieve behoeften te vervullen. Kortom, enneatype 8 gaat eerst doen, dan nadenken en gevoelens doen eigenlijk niet echt mee.
Het principe blijft hetzelfde voor de andere ennatypes, behalve 3, 6 en 9, de ‘brontypes’. Deze types hebben ook een voorkeurscentrum, maar omdat zij als het ware ‘middenin’ die energie zitten kan dat centrum moeilijk communiceren met de andere twee centra en staat het allen. Als wij de 6 als voorbeeld nemen, heeft de 6 dus moeite om de eigen gedachten waar te nemen en vertrouwen (daardoor de behoefte aan regels en structuur). De andere twee bronnen zijn even dicht bij, en daardoor zijn de twee andere centra even sterk, maar kunnen het denken niet ondersteunen. Dus, als de 6 niet in ‘denkmodus’ zit, zal hij of zij bezig zijn met een combinatie van doen en voelen, of heen en weer schieten tussen die twee (in de angst schieten vs actie ondernemen).
Als wij de types indelen op basis van de meest onderdrukte of afgesneden energie ontstaat de volgende indeling:
Types die moeite hebben om hun eigen emoties waar te nemen (3,7,8). Deze types zijn gefocust op het zelf (ik) en lokken visuele reacties uit bij anderen om te weten wat ze voelen. Ze lossen problemen op door een assertieve houding: zij stellen de regels vast en verwachten dat anderen deze zullen volgen.
3. Hebben twee manieren van functioneren. Of ze bevinden zich in een ‘gevoels’ staat waar zij wel kunnen voelen, maar niet efficiënt kunnen functioneren. Of in een combinatiestaat van ‘doen en denken’ waar ze koel en professioneel succes najagen.
7. Zijn geïdentificeerd met denken, maar afgesneden van het ware doel van het mentale centrum (het stille weten). Gebruiken actie als middel om hun mentale centrum te stimuleren (denken vaak dat ze iets al hebben gedaan).
8. Zijn geïdentificeerd met hun lichaam en doen. Hebben de neiging om eerst te handelen en dan pas nadenken over wat de gevolgen zijn (‘the bull in de china shop’).
Types die moeilijk hun eigen gedachten kunnen waaarnemen (6,1,2). Deze types hebben structuur nodig in de buitenwereld en zijn gefocust op normen en waarden. Ze willen geaccepteerd worden, nemen een afhankelijke houding aan en voelen, denken en handelen in relatie tot anderen.
6. Hebben twee manieren van functioneren. Of ze bevinden zich in een ‘denkende’ staat waar de gedachten niet op een gebalanceerde manier geëvalueerd kunnen worden (doordat er geen gronding is). Of in een combinatiestaat van ‘voelen en doen’ waar ze voelen dat ze iets moeten doen en handelen op basis van sterke emotionele reacties.
1. Hebben moeite met het voelen van hun eigen instinctieve energieën. Gebruiken emoties (onderdrukte frustratie) als motivatie om in actie te komen. Hoewel zij zichzelf vaak zien als denkers, zijn enen in wezen doeners, die houden van praktische ideeën.
2. Zijn geïdentificeerd met hun gevoelen, maar kunnen emoties niet voelen zonder te handelen (iets doen). Zijn gefocust op de sociale omgeving, behoeftes van anderen en nodig zijn.
Types die hun fysieke centrum moeilijk kunnen waarnemen (9,4,5). Deze types zijn gefocust op tijd en ruimte voor zichzelf en hebben afstand nodig. Zij proberen problemen op te lossen door een terugtrekkende houding en vinden dat zij zelf het eindoordeel moeten hebben in alles wat hen aangaat.
9. Hebben twee manieren van functioneren. Of ze bevinden zich in een ‘instinctieve’ staat waar zij bezig zijn met activiteiten die op de automatische piloot gaan. Of in een combinatiestaat van ‘denken en voelen’ waar alles mogelijk is, maar het onmogelijk is om de prioriteiten (eigen voorkeuren) te zien en ernaar te handelen.
4. Zijn geïdentificeerd met hun gevoelens. Gebruiken het mentale centrum (fantasieën) om hun emotionele centrum (‘moods’) te stimuleren. Zitten vaak in een staat van emotionele ‘push-pull’ (wil ik het wel of wil ik het niet?).
5. Zijn geïdentificeerd met gedachten. Als hun gevoel verstrikt raakt met het denken kunnen zij gaan leven in een fantasiewereld die echter lijkt dan de realiteit, met als gevolg dat ze nog verder verwijderd raken van emotioneel contact het zelf en anderen.
Alle types kunnen het beste werken aan het centrum dat zij het moeilijkst kunnen waarnemen, dus bij 3,6,9 het ‘primaire centrum’ en bij de anderen het onderdrukte centrum.
Als je je favoriete enneatype tot nu toe niet kende, heb je inmiddels (na deze reeks blogs) misschien in ieder geval een paar sterke kandidaten. Als het voor jou voelt alsof het belangrijk zou kunnen zijn om meer inzicht te hebben in je type kun je meer informatie vinden op mijn website. En als je een spiegel nodig hebt om jezelf te zien (geldt voor de meesten van ons), kun je natuurlijk altijd contact opnemen met mij!
Met dank aan:
Riso & Hudson / ‘Understanding the enneagram – the practical guide to personality types’ en
Hurley & Dobson / ‘Welk type ben ik – het enneagram als sleutel tot de negen persoonliljkheidstypes’.